Visie CCR over ontwikkeling van geautomatiseerd varen
De ministeriële Verklaring van Mannheim dringt er bij de CCR op aan “de verdere ontwikkeling van digitalisering, automatisering en andere moderne technologieën te bevorderen en aldus bij te dragen aan de concurrentiekracht, veiligheid en verduurzaming van de binnenvaart”. De CCR zet zich hiervoor in en zoals zij ook gedaan heeft voor andere innovatieve ontwikkelingen, streeft zij ernaar om onder andere in nauwe samenwerking met het scheepvaartbedrijfsleven de Rijnvaart in de context van de ontwikkeling van geautomatiseerd varen tot een koploper te maken, waarbij zij zich ervan bewust is dat de ontwikkeling van geautomatiseerd varen geen doel op zich is.
Een sterkere automatisering zal de binnenvaart sterk veranderen, omdat de voortschrijdende automatisering een impact zal hebben op vrijwel alle aspecten van de binnenvaart. De CCR volgt daarom doelbewust een overkoepelende benadering, waarbij zowel met juridische aspecten, als met ethische en sociale aspecten rekening wordt gehouden. Geautomatiseerd varen vormt een grote uitdaging, aangezien geautomatiseerde schepen en “gewone” schepen samen veilig moeten kunnen varen. Het geautomatiseerd varen moet bovendien ingebed worden binnen de huidige context van de Rijnvaart. Daar staat tegenover dat het geautomatiseerd varen zich op zijn beurt zal moeten aanpassen aan de bestaande fysieke infrastructuur, ook wanneer daarvoor waarschijnlijk extra informatie ter beschikking zal moeten worden gesteld.
De CCR zal om te beginnen randvoorwaarden vastleggen om proefprojecten waarvoor tijdelijk van de CCR-reglementen moet worden afgeweken, een ontheffing te kunnen verlenen. Met deze proefprojecten zullen ervaringen opgedaan kunnen worden waar vervolgens rekening mee gehouden kan worden als de reglementen van de CCR in de toekomst aangepast zouden moeten worden. De CCR hoopt dat de procedure die opgezet wordt om dit soort projecten toe te laten voor de lidstaten een leidraad vormt als zij aanvragen krijgen voor het toelaten van projecten op de nationale vaarwegen of om grensoverschrijdende projecten mogelijk te maken, want dat zou de harmonisatie op internationaal vlak zeer ten goede komen.
Om de uitdagingen die samenhangen met geautomatiseerd varen aan te kunnen gaan, heeft de CCR haar Klein Scheepvaartcomité (RN) nieuw leven ingeblazen. Dit comité werd destijds ingesteld om innovatieve ontwikkelingen in de Rijnvaart op een overkoepelend niveau te begeleiden. Het Klein Scheepvaartcomité zal de aanvragen voor ontheffingen voor proefprojecten behandelen en de werkzaamheden aansturen en coördineren die samenhangen met geautomatiseerd varen. Het Klein Scheepvaartcomité zal dit in nauw overleg met de andere comités doen.
Gezien het feit dat er bij de automatisering zeer veel verschillende aspecten om de hoek komen kijken, is de CCR van mening dat er voorschriften moeten komen om veilig met de schepen te kunnen varen. Dit gaat van scholing van het personeel, de samenstelling van de bemanning, technische vereisten voor de schepen, de IT die hiermee samenhangt, tot en met de aansprakelijkheid. De CCR zal haar eigen reglementen (RPR, ROSR, RSP) in dit licht aanpassen en het Europees Comité voor de opstelling van standaarden voor de binnenvaart (CESNI) voorstellen standaarden op te stellen die die comité nodig acht om de veiligheid in de scheepvaart te waarborgen en een harmonisatie van de voorschriften op Europees niveau mogelijk te maken. De CCR is al begonnen met de werkzaamheden die hiervoor nodig worden geacht, te meer omdat de voorschriften die van belang zijn voor de veiligheid in de scheepvaart ook zullen bijdragen aan meer rechtszekerheid voor investeringen.
De CCR heeft tijdens de plenaire zitting in december 2018 een eerste internationale definitie voor de verschillende automatiseringsniveaus in de binnenvaart aangenomen. De CCR is van mening dat deze definities met verloop van tijd zullen moeten worden aangepast om rekening te houden met de nieuwe inzichten. Er wordt dan ook nu gewerkt aan een herziening van de definitie.
Deze verschillende automatiseringsniveaus vormen een goede basis om de prioriteiten voor de werkzaamheden vast te leggen. Op korte termijn moet er nu volgens de CCR gewerkt worden aan de minimumeisen en/of aanbevelingen voor de trackcontroleassistent in de binnenvaart, die bij het tweede automatiseringsniveau van de definitie wordt ingedeeld (geautomatiseerd navigatiesysteem dat de besturing en voortstuwing van het schip aanstuurt). Afgezien van de automatisering als zodanig, wil de CCR zich ook buigen over de voorwaarden om een geautomatiseerd schip vanuit een centrale op afstand te kunnen sturen en controleren. Op middellange termijn zouden de werkzaamheden gericht kunnen worden op systemen die vallen onder het derde niveau van de definitie.
De CCR heeft voor al deze werkzaamheden de bijgaande visie opgesteld. Deze visie is bedoeld als leidraad om de werkzaamheden in de periode 2022 tot 2028 en daarna te kunnen sturen en coördineren.